Eva was 33 toen ze voor het eerst het woord “bukake” niet als genre, maar als roeping voelde. Het was geen platte drang. Geen behoefte aan seks. Het was iets spiritueels. De wens om haar lichaam aan te bieden als vat. Om niets meer te zijn dan een oppervlak voor anderen om op te spuiten, te markeren, te eren met hun vloeibare driften.
Ze schreef zich in voor Project Nevel – een besloten ceremonie georganiseerd door een eliteclub in een afgelegen kloosterachtig gebouw. Ze kende de voorwaarden:
Als je geil wordt van sletterige meiden die alles doorslikken — letterlijk — check dan deze site. De meeste willen niet chatten, alleen zuigen en doorgaan.
Vier dagen voor de ceremonie werd Eva opgehaald. Haar telefoon, kleren en naam werden haar afgenomen. Ze werd gewassen door twee vrouwelijke bedienden, haar lichaam onthaard en ingesmeerd met olie en musk.
Ze mocht niet meer spreken. Ze communiceerde alleen met haar ogen. Elke dag kreeg ze druppels onder haar tong – een lichte verdoving, niet van pijn, maar van ego.
Ze voelde zich leeg. En klaar.
De kamer was rond. Hoge gewelven. Geen ramen. Alleen kaarslicht. In het midden: een platform van hout, met aan elke hoek ringen. Erboven: een ronde spiegel aan het plafond. Eva werd geleid door zes gemaskerde mannen in mantels.
Ze werd geknield. Haar lichaam werd vastgezet: polsen, enkels, nek. Niet strak, maar onwrikbaar. Ze kon niet vluchten. En dat was precies wat ze wilde.
De eerste tien mannen kwamen stil binnen. Ze droegen enkel zwarte handschoenen. Ze cirkelden om haar heen. Eva’s mond was open, haar tong uitgestoken. Ze slikte haar adem in afwachting.
De eerste man kwam op haar tong. Zacht. Warm. Ze slikte met eerbied.
De tweede richtte op haar wangen. De derde spatte op haar hals.
Elke man koos een plek. Een hoek. Een tempo. Zij bewoog niet. Haar ademhaling werd langzamer. Haar geest gleed weg.
Na dertig minuten was haar gezicht een levend kunstwerk. Dikke druppels trokken sporen over haar jukbeenderen. Haar lippen plakkerig van zaad. Haar tepels hard van blootstelling.
Toen kwam de tweede groep. Vijftien man. Ze kwamen dichterbij. Sommigen klaarkomend over haar borsten. Eén greep haar kaken vast en mikte zijn lading in haar geopende neusgaten.
Ze verslikte zich. Maar ademde door. Want dat was de regel: “alles ontvangen”.
Boven haar zag ze zichzelf. Een vreemd wezen. Een wit besmeurd lichaam. Trillend. Maar kalm.
De ceremoniemeester fluisterde:
“Zie jezelf. Je bent nu het altaar.”
Ze begon te huilen. Niet van schaamte. Maar van herkenning.
De ceremonie kende vier fasen:
In fase 3 kwamen vier mannen tegelijk. Eén duwde zijn eikel tegen haar traanbuis. Een ander liet het zaad over haar ogen druipen tot ze niets meer zag. De derde spoot in haar oor. De vierde vulde haar mond, zij slikte zonder slikken – het gleed vanzelf.
Uren later, haar lichaam wit, koud, plakkerig, werd ze losgemaakt. Ze kroop zelf naar het midden van de kamer. Op handen en knieën. Haar armen open.
“Meer,” fluisterde ze. “Laat mij verdwijnen.”
En dat gebeurde. Nog vijftien mannen. Sommige masturbeerden over haar voeten. Eén streelde haar kruin en kwam op haar hoofdhuid.
Ze ademde diep in. En uit. En verdween.
Ze werd niet meteen schoongemaakt. Ze bleef daar, in het donker, drogend, verstijfd. Als een standbeeld van wellust. Iemand legde een doek over haar schouders. Ze huilde zacht.
Toen hoorde ze de stem:
“Je hebt jezelf gegeven. Je bent van ons. En toch – volledig van jezelf.”
Een week later kreeg Eva per post een houten amulet met een inscriptie:
“Gediend door 67. Geopend door alle.”
Ze droeg het om haar nek. Onzichtbaar onder haar kleren. Maar in haar hoofd: altijd zichtbaar.